Hier is ‘t dan: het paplepel-verhaal van Arno de Beijer. Voor- en achternaam ff samenvoegen: ArBeij.
Klopt. Of ie ertussen verwekt is, is niet zeker, maar tussen de aardbeien gebóren is Arno zeker.
Het aardbeiensap stroomt door zijn aderen. Zijn jeugd bracht hij door in de kassen die toen nog van zijn ouders waren. Spelend tussen de planten raakte hij verbonden met de rode vrucht in al zijn soorten, maten en smaken. Tientallen rassen zijn er, dat wist Arno al lang. Vroeger keek hij ertegenaan en snoepte hij ervan. Nu loopt hij – een dikke meter langer – met heel andere ogen onder het glas in de kas en langs de bakken buiten. Waar wij ‘gewoon’ een aardbei zien, ziet Arno een optelsom van specifieke kenmerken. De ene soort is prima voor een jammetje, de ander is vers het allerlekkerst en ja, die aardbeien in de Rupert hebben weer andere eigenschappen. Ondanks die verschillen in rassen is de handtekening van kweker Arno gróót. Een aardbei is ook een gemakkelijk te verpesten belofte.
Vergelijk zijn juweeltjes daarom als-je-blieft niet met Spaanse of Marokkaanse familieleden met teveel transportkilometers in de smaakloze sappen. Over smaak valt wel degelijk te twisten.